Eigendomsvoorbehoud vs. Pandrecht: overwaarde valt onder pandrecht

In de bijdrage van 3 september 2015 is het arrest Rabobank/Reuser besproken (http://www.specialassetmanagement.nl/eigendomsvoorbehoud-vs-pandrecht/). Wat was er aan de hand. Rabobank was de huisbank van een paprikakweker. De kweker heeft een teeltsysteem gekocht. De leverancier heeft het eigendom van het teeltsysteem voorbehouden, totdat de kweker alle verschuldigde betalingen heeft voldaan. De kweker heeft een pandrecht op alle huidige en toekomstige inventaris en voorraden aan Rabobank verstrekt. De kweker ging failliet. Het bedrijf (incl. het teeltsysteem) is verkocht en de opbrengst is aan Rabobank betaald. De curator en Rabobank maakten beiden aanspraak op de overwaarde van het teeltsysteem. Saillant detail is dat de curator geen toestemming van de rechter-commissaris kreeg om een procedure tegen Rabobank te starten. De rechter-commissaris zag kennelijk geen heil in een procedure. De curator wel en heeft met toestemming van de rechter-commissaris de vordering op Rabobank in privé gekocht. Vervolgens is de curator op eigen naam en risico een procedure gestart. Een vraag die gesteld kan worden of dit zo kan en of een reële waarde voor de vordering is betaald. Bij verkoop van activa in een faillissement aan derden moet in de regel aan allerlei voorwaarden worden voldaan om een objectief en transparant verkoopproces te garanderen. Hoe is dat in dit onderhavige geval gegarandeerd? Heeft de curator de vordering ook aan derden aangeboden? Is de waarde van de vordering op het moment van verkoop objectief bepaald, en zo ja door wie? Genoeg vragen die gesteld kunnen worden. Zowel de rechtbank als het gerechtshof Den Haag gaven de curator gelijk en veroordeelden Rabobank om de overwaarde van het teeltsysteem aan de curator in privé te betalen. Het gerechtshof kwam tot de conclusie dat het niet mogelijk was om een (stil) pandrecht bij voorbaat te vestigen op goederen die onder eigendomsvoorbehoud geleverd zijn. In de praktijk wordt het gros van goederen onder eigendomsvoorbehoud geleverd. De financierbaarheid van (handels)ondernemingen kwam hierdoor onder druk te staan. Rabobank is in cassatie gegaan bij de Hoge Raad en heeft in het kort het volgende bepleit:
  1. Na de levering is de kweker eigenaar van het teeltsysteem geworden onder de opschortende voorwaarde van betaling van de koopsom. De leverancier is eigenaar van het teeltsysteem gebleven onder de ontbindende voorwaarde van betaling van de koopsom. Beide partijen hebben een voorwaardelijk eigendomsrecht.
  2. Op het moment van levering aan de kweker is een onvoorwaardelijk pandrecht van Rabobank op het voorwaardelijke eigendom van de kweker op het teeltsysteem gevestigd.
  3. Nadat de volledige koopsom is voldaan, is het teeltsysteem onvoorwaardelijk eigendom van de kweker geworden. Hiervoor is geen handeling van de kweker vereist (toevoeging: wat vanwege het faillissement ook niet meer kan). Rabobank heeft zelf de restantkoopsom na het faillissement van de kweker aan de leverancier betaald. Na de betaling van de koopsom is het pandrecht van Rabobank komen te rusten op het onvoorwaardelijke eigendom en daarmee komt de overwaarde van het teeltsysteem aan Rabobank toe.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van donderdag 3 juni jl. duidelijkheid gegeven (ECLI:NL:HR:2016:1046). Onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis komt de Hoge Raad tot de conclusie dat een overdracht onder eigendomsvoorbehoud in principe dient te worden aangemerkt als een overdracht onder opschortende voorwaarde. Met de levering van het goed verkrijgt de koper een voorwaardelijk eigendomsrecht. Op dit voorwaardelijke eigendomsrecht kan – onder dezelfde voorwaarden – een onvoorwaardelijk pandrecht van de bank worden gevestigd. Of te wel: het pandrecht van de bank strekt zich uit over de overwaarde van onder eigendomsvoorbehoud geleverde goederen. Let op: in artikel 3:92 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is sprake van een vermoeden dat een overdracht onder eigendomsvoorbehoud heeft te gelden als een overdracht onder opschortende voorwaarde. Het kan zijn dat het specifieke beding van de leverancier afwijkt en uit de letterlijke tekst volgt dat de leverancier de volledige eigendom voorbehoudt en er geen sprake is van een overdracht onder opschortende voorwaarde. Bij (omvangrijke) posities is het van belang om tijdig:
  1. Een deugdelijke inventarisatie en waardebepaling te laten maken van de aanwezige goederen.
  2. Een inventarisatie te laten maken van de omvang en inhoud van eigendomsvoorbehouden.
  3. Een inventarisatie te laten maken van de huidige en toekomstige vorderingen van de leveranciers.
Hiermee krijgt u zicht op de reële waarde van de goederen en kunt u gefundeerd afwegen of het zinvol is om de leverancier(s) af te kopen. De creditbase van een onderneming is vaak ruimer. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de waarde van het onderhanden werk en debiteuren. Zeilstra Special Asset Management is gespecialiseerd in de waardering van creditbases. Hierbij wordt samengewerkt met Actode Creditmanagement & Financial Engineering en gerenommeerde taxatiebureaus. U ontvangt één overzichtelijk rapport van de waarde van de aanwezige assets. Graag nemen wij de communicatie en (juridische) afstemming met uw klant en derden volledig uit handen. Het doel: zicht op waarde en opbrengstmaximalisatie! Tot slot, de curator deed een beroep op een verpandingsverbod dat in de voorwaarden van de leverancier was opgenomen. Tevergeefs, een verpandingsverbod kan alleen worden overeengekomen worden met betrekking tot vorderingsrechten (debiteuren) en niet met betrekking tot goederen. mr. Arjen Zeilstra,